‘Bedrijfsartsen en curatieve artsen hebben elkaar hard nodig’
Er is meer samenwerking nodig tussen de curatieve zorg en de arbozorg. Ze hebben elkaar nodig om juiste diagnoses te stellen, verzuim te beperken en beroepsziektes aan te pakken. Toch weten ze elkaar lang niet altijd te vinden. Dat zeggen bedrijfsarts Sophia Franklin en longarts Renée van Snippenburg. Hoe komt dat, en hoe kan het beter? ‘Dankzij het Lexces worden er goede stappen gezet.’
Volksgezondheid en Sociale Zaken vielen ooit onder hetzelfde ministerie, vertelt Sophia Franklin. In 1971 werden ze opgesplitst in 2 ministeries. ‘Zo werden de curatieve zorg en arbozorg niet alleen wettelijk van elkaar gescheiden, maar ook financieel en juridisch’, zegt ze. Ze is als bedrijfsarts gespecialiseerd in beroeps(long)ziekten door gevaarlijke stoffen. Ook werkt ze als klinisch arbeidsgeneeskundige bij de Polikliniek Mens en Arbeid (PMA) van het Amsterdam UMC.
Door die scheiding komt een zieke terecht in 2 zorgsystemen die niet op elkaar aansluiten, zegt Renée van Snippenburg. Ze is longarts en verbonden aan het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) in Utrecht.
Onvolledige diagnose
Omdat de systemen zo gescheiden zijn denkt men in de curatieve zorg niet snel aan werk, zegt Franklin. ‘Daardoor kun je niet altijd goede zorg leveren, want door een gebrek aan informatie is je diagnose niet volledig. Bedrijfsartsen en curatieve artsen hebben elkaars expertise hard nodig.’ Ze geeft een voorbeeld. ‘Als iemand met beroepsastma bij de huisarts komt, en die denkt alleen aan een pollenallergie omdat er geen aandacht is voor werk, heb je geen complete diagnose.’ Volgens haar is het belangrijk dat een huisarts achterhaalt of de astma met het werk te maken kan hebben. Als dat zo is kan de huisarts de werknemer verwijzen naar de bedrijfsarts, of naar een longarts die is gespecialiseerd in werkgerelateerde longaandoeningen. De bedrijfsarts kan zelf verder onderzoek doen, of verwijzen naar een klinisch arbeidsgeneeskundige. De bedrijfsarts, klinisch arbeidsgeneeskundige of gespecialiseerde longarts kan dan samen met een arbeidshygiënist de werkplek bezoeken om te bekijken welke stoffen dit kunnen veroorzaken. ‘Het maakt veel uit of je astma beroepsmatig is of niet. Daar kunnen heel andere adviezen bij horen’, zegt Franklin.
Als een beroepsziekte wél op tijd wordt ontdekt kun je ingrijpen voordat iemand nog zieker wordt en uitvalt, zegt Van Snippenburg. ‘Je kunt diegene bijvoorbeeld weghalen uit zijn werkomgeving, de werkomgeving aanpassen, of nieuwe veiligheidsregels invoeren. Ook kun je voorkomen dat andere werknemers ziek worden.’ Het heeft dus grote voordelen om samen op te trekken.
Gebrekkige samenwerking
Waarom komt die arbocuratieve samenwerking dan toch zo moeilijk op gang? Een van de oorzaken is dat de 2 soorten zorg uit verschillende potten worden betaald, leggen ze uit. Van Snippenburg: ‘Bij een patiënt met astma betaalt de zorgverzekeraar alleen de medische zorg van de astma-component.’ De werkgever moet het aanvullende onderzoek op de werkplek betalen. ‘Sommige werkgevers willen dat niet, of laten geen bedrijfsarts toe op de werkvloer’, zegt Franklin. ‘Dan kun je dus geen uitspraak doen en wordt iemand niet adequaat behandeld.’ Van Snippenburg ziet dat vooral bij kleine bedrijven. Toch is het ook voor die bedrijven ongunstig om niets te doen. ‘Hoe zieker een werknemer wordt, hoe langer hij thuiszit en moet worden doorbetaald.’ Ook binnen de curatieve zorg stijgen de zorgkosten naarmate iemand zieker wordt. ‘Die strikte scheiding leidt dus tot hogere zorgkosten. Toch is er geen beweging in te krijgen’, zegt ze.
Maar er zijn meer oorzaken voor de gebrekkige samenwerking. Zo hoort een bedrijfsarts officieel niet bij het behandelteam. Daardoor kan de bedrijfsarts alleen via een machtiging van de werknemer patiëntengegevens ontvangen, vertelt Franklin. Daarnaast zijn curatieve artsen terughoudend met het delen van informatie, wat overleg niet vergemakkelijkt. Volgens Van Snippenburg spelen ook de fysieke afstand, een gebrek aan kennis en slechte bereikbaarheid een rol. ‘De een weet niet goed wat de ander doet, en wat de reikwijdte van diens expertise is. Ook moeten artsen maar net elkaars nummer of mailadres hebben.’
Een nieuwe structuur
Dit systeem werkt niet goed, daarover zijn ze het eens. Maar wat is ervoor nodig om de zorg te verbeteren? Volgens Franklin zouden de gescheiden juridische en financiële systemen ontschot kunnen worden. Dat vergemakkelijkt de arbocuratieve samenwerking. ‘Maar als de systemen toch gescheiden moeten blijven, zou je arbocuratieve zorg kunnen financieren uit een soort fonds vanuit werkgeversbijdragen. Het overlaten aan de individuele werkgever geeft te veel risico op willekeur.’
Ook de zorg zelf moet onder de loep worden genomen, vindt Franklin. ‘We moeten kijken wanneer een diagnose volledig is, en wat de arbozorg daaraan kan bijdragen.’ Daarvoor moeten artsen elkaar wel beter leren kennen. Als iedereen hetzelfde systeem voor gegevensuitwisseling zou gebruiken, zou dat helpen, denkt Van Snippenburg. Als voorbeeld noemt ze het Chronisch ZorgNet, opgezet door fysiotherapeuten en medisch specialisten, dat uitgroeide tot een multiplatform voor zorgverleners bij chronische aandoeningen. Dat gaat in kleine stappen, maar uiteindelijk ziet ze een groot arbocuratief netwerk voor zich waar zorgverleners met verschillende expertises elkaar kunnen vinden.
Rol voor het Lexces
Van Snippenburg denkt dat het Lexces daarbij een belangrijke rol kan spelen. Dat is het expertisecentrum voor stoffengerelateerde beroepsziektes. ‘Het Lexces kan dit proces structureren en multidisciplinaire samenwerking stimuleren, bijvoorbeeld door werkprogramma’s.’ Zelf werken Van Snippenburg en Franklin al in multidisciplinaire teams bij kennisinstituten die zijn verbonden aan het Lexces. ‘Vanuit het Lexces worden er al goede stappen gezet’, vindt Franklin. ‘We zijn hard bezig om kennis over beroepsziektes op te krikken, elkaar beter te vinden en zonder schroom kennis uit te wisselen.’
Het Lexces trekt ook op met Long Alliantie Nederland (LAN), die het Zorgpad werkgerelateerde longziekten ontwikkelde. Het Zorgpad geeft de curatieve zorg handvatten om werkgerelateerde longklachten eerder op het spoor te komen, zoals 4 standaardvragen die artsen hun patiënten moeten stellen: Wat voor werk doet u? Komt u in aanraking met gevaarlijke stoffen, gassen of dampen tijdens uw werk? Denkt u dat die samenhangen met uw klachten? Nemen uw klachten af als u langer thuis bent, of tijdens vakanties?
Initiatieven zoals het Zorgpad en het Lexces stemmen Franklin positief over de toekomst. ‘Er is nu op veel meer vlakken beweging, en dat is precies wat er nodig is.’ Ook Van Snippenburg heeft hoop. ‘Al is er nog een hele wereld te winnen.’